Wat is de betekenis van Nering?

2024-12-09
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-12-09
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

nering

"Nering" is een oud-Nederlands woord dat "handel" of "bedrijf" betekent. Het verwijst naar het uitoefenen van een beroep, vaak in de context van handel of commerciële activiteiten. Een "neringdoende" was vroeger iemand die een eigen bedrijf of handelszaak had, zoals een winkelier of ambachtsman. Hoew...

2024-12-09
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nering

nering - Zelfstandignaamwoord 1. (handel) (klein) bedrijf, kleinhandel of winkel Woordherkomst afgeleid van het nu niet meer gebruikte ww. 'neren' (voeden) met het achtervoegsel -ing Verwante begrippen commercie, handel, koophandel, koopmanschap, negotie, transactie, zaak, handel

2024-12-09
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nering

nering - zelfstandig naamwoord uitspraak: ne-ring 1. handel waarmee je je brood verdient ♢ hij heeft een goede nering 1. de tering naar de nering zetten [niet meer uitgeven dan je verdient]...

2024-12-09
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Nering

Nering is: middel van bestaan, inzonderheid de kleinhandel. Men spreekt van winkeliers als neringdoenden. Bekend zijn uitdrukkingen als: de tering naar de nering zetten, ieder is een dief in zijn eigen nering enz.Bij het zelfstandig naamwoord nering behoort het werkwoord generen (uitgesproken met een Hollandse harde g!): in zijn onderhoud voorzien,...

2024-12-09
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nering

bedryf, beroep, verdienste.

2024-12-09
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nering

s., near(r)ing, drokte, klandyzje; — doen, keapmanje; — geven, bigunstigje; zijn — bederven, jins near(r)ing staf meitsje.

2024-12-09
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nering

I. v. (-en), 1. bedrijf, middel van bestaan, inz. handel, kleinhandel, winkelbedrijf: hij heeft zijn nering aan kant gedaan ; nering en hantering, koophandel en nijverheid; — (spr.) ieder is een dief in zijn nering, is zelfzuchtig in zijn eigen zaken ; — de tering naar de nering zetten, zijn uitgaven naar zijn inkomsten regelen; 2. klan...

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-09
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nering

v. neringen (handel; bedrijf; vertier; inz. kleinhandel; Z.-N. gesch. gilde): een drukke nering.