Wat is de betekenis van Neringdoende?

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Neringdoende

s., near(r)ingdwaende, winkelman, keapman.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Neringdoende

m. en v. (-n), winkelier, kleinhandelaar : vooral de neringdoenden worden door deze belasting getroffen.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

neringdoende

m. en v. neringdoenden (winkelier; kleinhandelaar).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

neringdoende

('ne:ring) m. en v. (-n) winkelier, kleinhandelaar.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

neringdoende

v./m. (-n), winkelier, kleinhandelaar: vooral de neringdoenden worden door deze belasting getroffen.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Neringdoende

Neringdoende m. en v. (-n), winkelier, kleinhandelaar: vooral de neringdoenden worden door deze belasting getroffen; ...HUIS, o. (...huizen), (Zuidn.) ambachtshuis, gildehuis; (w. g.) winkelhuis; goed beklante winkel.

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)