Wat is de betekenis van kot?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kot

o. (-ten, gew. -en), in Z.-Nederl. gebruikt in dezelfde zin als hok in het Noorden: 1. klein, armoedig huis, hutje, of minacht, voor een huis : hij woont daar in een ellendig kot; — in zijn kot blijven, zich stil houden ; uit zijn kot komen, uit den hoek komen, of: uitvallen, gaan razen; 2. slechte kroeg; bordeel:...

2025-07-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kot

Het begrip kot heeft 8 verschillende betekenissen: 1) dierenhok. kleine en al dan niet afgesloten ruimte in of bij het huis waarin een of meerdere dieren, vooral honden, duiven, pluimvee of kleinvee zoals varkens worden gehouden; ook: afgesloten verblijfplaats voor dieren in gevangenschap in een dierentuin, een circus e.d.; dierenhok; hok; k...

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kot

1) (1945) (Vlaanderen, stud.) studentenkamer. Tegenwoordig ook het gangbare woord voor een huis. Tijdens de coronacrisis (2018) adviseerde de Belgische minister van gezondheid, Maggie De Block, de burgers om in 'hun kot' te blijven. Kot kan in Vlaanderen ook gebruikt worden voor een hok of een andere kleine ruimte (bijv. autobuskot). Te Leiden wer...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kot

kot - Zelfstandignaamwoord 1. een klein, armoedig huis 2. hok 3. gevangenis 4. deel van een molen 5. (België) een gehuurde studentenkamer toen hij ging studeren, ging hij op kot 6. bordeel

2025-07-15
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Kot

Kot - slaapplaats op een schuit.

2025-07-15
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

kot

hok, schuurtje Onze kettinghond sprong altijd op zijn kot op het moment dat we op het veld onze riek op de kar gooiden. (Marita de Sterck, De hondeneters) Geen Algmeen Nederlands

2025-07-15
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

kot

(zn) gat, hol, hok EK.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

kot

bijv. in studentenkot, frietkot, buskot, zottenkot, een kotteke (huisje); meer¬voud: koten. Ook in Wallonië gebruikt voor studentenkamers, meervoud daar: kots, bijv. in Kots à louer). Kotmadam: hospita; op kot gaan/wonen/zitten