knor
1) (19e eeuw) (stud.) niet-corpslid. Minder frequent: knormens. Syn.: boef*; boender*; bourgeois*; pluis*; pooier*; profaneling*; varken*. Kijk ook onder spijtknor*. • Hij had vrienden onder de knormenschen, dat kwam er bij, zie je, en hij was ook zelf een jaar lang körlid-af geweest. (Tjeerd Flappuith: Toen ik Indisch student was. 1902)...