knorrig
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), geneigd tot knorren, eig. (een knorrig schoothondje) of, gewoonl., oneig., uit zijn humeur, boos, brommig, gemelijk, hetzij op zeker ogenblik of als eigenschap : hij is altijd even knorrig; een knorrig antwoord geven.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip knorrig heeft 2 verschillende betekenissen: 1) slechtgehumeurd. zich steeds gedragend als iemand die iets heeft wat hem hindert; verkerend in een stemming van knagende, afgunstige, soms tergende onvriendelijkheid of ontevredenheid; slechtgehumeurd; zuur; chagrijnig. 2) blijk gevend van een slecht humeur. blijk gevend van e...
Redactie Ensie (2022)
Een knorrig mens is iemand die humeurig is en moppert. Synoniemen van knorrig zijn mopperig, kribbig, brommig en nors. "Blijf maar uit haar buurt, ze is een beetje knorrig." Knorrig betekent dat iemand vaak niet in een goed humeur is en daarom kan iemand zoals in het voorbeeld, beter uit de buurt blijven. Een synoniem van knorrig is dan o...
Wiktionary (2019)
knorrig - Bijvoeglijk naamwoord 1. chagrijnig, ontevreden, altijd aan het knorren ♢ De oude brombeer was vandaag weer eens in een knorrige bui. Woordherkomst Naamwoord van handeling van knorren met het achtervoegsel -ig
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., grommelich, gnoarrich, brimstich, bunich, prottelich, noartich, noartlik, noartsk, brienich, grinich, grynderich, hoarnsiik; een -e bui hebben, dwers en forkeard wêze, lilk en forkeard wêze, in forkeard steed yn ’e holle hawwe; — mens gryn.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: