Wat is de betekenis van knorren?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

knorren

1) (1972) (inf.) slapen. Syn.: op de lijn ab* gaan liggen; naar het wit bal* gaan; z'n eige van binnen* bekijken; de binnenkant* van zijn oogleden bestuderen; naar Bovekerke* gaan; brenzen*; bronzen*; crashen*; dolmen*; dormen*; golemen*; horizontaal* gaan; ibo'en*; achter Kaap* Kont liggen; keveren*; knoeren*; naar Kooigem* gaan; luimen*; marmott...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knorren

knorren - Werkwoord 1. (inerg) een geluid voortbrengen zoals een varken 2. (inerg) misnoegen, ontevredenheid uiten op boze wijze 3. (informeel) snorken, snurken Verwante begrippen grommen, ronken

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

knorren

knorren - regelmatig werkwoord uitspraak: knor-ren 1. een dof, trillend, brommerig geluid maken ♢ koeien loeien en varkens knorren 1. een knorrende maag [waaraan je hoort dat er iets gegeten moet w...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Knorren

v., gnoarje; (pruttelen), prottelje, grobje, grommelje.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Knorren

knoest, kwast.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knorren

(knorde, heeft geknord), 1. een dof, trillend, onregelmatig brommend geluid maken, inz. als het natuurlijk geluid van varkens; ook van honden en andere dieren, inz. als uiting van boosheid. 2. (oneig.) van zaken: een geluid voortbrengen, ongeveer als onder ; scherts, gezegd van een hongerige maag; 3. (fig.) zijn misnoegen, ontevredenheid uiten d...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

knorren

knorde, h. geknord (1 een dof, grommend keelgeluid voortbrengen; 2 fig. pruttelen, mopperen): 1. varkens knorren; 2. op iem. knorren.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knorren

('knorrsn) (knorde, heeft geknord) [klnb.] 1. een dof, brommend keelgeluid maken : hoor dat varken eens -. 2. ontevreden pruttelen : op of tegen iemand -. Syn. → brommen.