kluis
1) (17e eeuw, vero.) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Het WNT citeert 'Grove-Roffel ofte Quartier des Amsterdamsche Mane-Schijn' uit 1639: "'t Meisje liet haer voort belesen, Want het schorte inde kluys". Vgl. woorden met inhoudelijke grondbetekenis zoals aktentas*; brievenbus*; doos*; eierkorf*; emmer*; envelop*; garage*; hok (5)*; kelder* enz. &b...