Wat is de betekenis van Klem?

Zie Clemens

klem - Zelfstandignaamwoord 1. (gereedschap) een werktuig waarin iets door samendrukken bijeengehouden of vastgezet kan worden ♢ Als je de twee gelijmde stukken een nachtje in de klem zet, komen ze goed vast te zitten. klem - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige...

klem - zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord 1. voorwerp waarmee je iets stevig kunt vastzetten ♢ de papieren zaten met een klem aan elkaar 1. iemand de klem op de neus zetten [hem in het nauw drijven]...

(de) tetanus.

1. stomdronken. Zich klem zuipen bet. ‘zich bezatten’. Studentenslang. We gingen studeren, zopen ons iedere avond klem en hadden toch tentamens... (Alexander Reeders: De Kreukelzone, 1994) 2. - zetten, jeugdslang voor ‘zoenen’. Vgl. op de bek gaan.

In Kluivenduikers Doedeldans [1937] van Rotterdammer Willem van Iependaal komt de verwensing krijg de klem! voor. Letterlijk betekent dat ‘krijg tetanus, stijfkramp’ of ‘krijg het benauwd’. De verwensing drukt vooral boosheid, machteloosheid en andere frustraties uit. Aan de eigenlijke betekenis denkt men niet...

Tetanus (als ziekte). De meesten onder u weten dat bij een bevuilde wonde de dokter thuis of in de kliniek meestal een inspuiting geeft tegen de klem of wondkramp of tetanos, Vrouw en Wereld mei 2975, p. 39. Klem is een ernstige ziekte die nog in 20 à 50% van alle ziektegevallen dodelijk verloopt, Vrouw en Wereld nov. 2975, p....

m -> Clemens (Katwijk aan Zee).

(de), tetanus. De eerste minuten zag ik alleen maar die tanden voor mijn ogen zweven, die leerling-dokter die me een half uurtje later bij de Eerste Hulp een klem-injektie gaf en de wonden aan mijn arm behandelde, lachte mij breed lachend toe (Rappa 1980: 20). - Etym.: In AN veroud., ook in de bet. van ‘spierverstijving’ i.h.a. - Samen...