Wat is de betekenis van kanten?

2024-10-04
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kanten

kanten - Werkwoord 1. zich verzetten tegen 2. (ov) vlak, recht maken kanten - Bijvoeglijk naamwoord 1. van kant vervaardigd kanten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kant Woordherkomst afgeleid van kant met het achtervoegsel -en

2024-10-04
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kanten

kanten - regelmatig werkwoord uitspraak: kan-ten 1. proberen het te laten ophouden of niet door te laten gaan ♢ hij heeft zich gekant tegen dat plan Regelmatig werkwoord: kan-ten ik kant ...

2024-10-04
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

kanten

(kantte, heeft gekant), voeden van een baby door deze volgens een bepaalde methode vol pap te gieten. Zij [de slavinnen] houden hunne kinderen den buik ten allen tijde gespannen door middel van het zoogenaamde kanten, dat is, het kind op den rug over den schoot leggen, met de voeten tegen den buik der moeder en het hoofd naar beneden, en hetzelve v...

2024-10-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kanten

1. adj., kanten; — strook, nedzje; 2. v.; zichtegen, jin (oan)kantsje forsette tsjin.

2024-10-04
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Kanten

kantig maken; van kanten voorzien; op de kant zetten, kantelen.

2024-10-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kanten

(kantte, heeft gekant), 1. kant maken, behakken, beslaan : een steen kanten ; balken kanten ; 2. iets op zijn kant plaatsen, zetten ; 3. kantelen, omvallen ; 4. met vijandige bedoeling richten, stellen tegen : kracht tegen kracht gekant (Staring) ; thans alleen wederk. : zich tegen iets of iem. kanten, zich er...

2024-10-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kanten

I. kantte, h. gekant (1 kant maken; 2 omwentelen; 3 refl. met tegen: zich verzetten tegen, zich schrap zetten tegen): 1 een steen kanten; 2 een boomstam omwentelen of kanten; 3 zich kanten tegen iem. of iets; zie g e k a n t. II. bn. (van kant): een kanten kraagje.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kanten

I. (kantte, heeft gekant) 1. op zijn kant zetten: molenstenen -. 2. verzetten: zich tegen iemand, iets -. ➝ gekant. II. bn. van kant: een kraagje. III. bn. kant maken: een balk, steen -.