Wat is de betekenis van kaan?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kaan

uitgebraden vet. stukje uitgebraden spek of vet; kaantje. Voorbeelden: De kanen die op het hete vet dreven werden er met een schep afgehaald, op stukken pakpapier gestoten en met verweerde, grote vingers beetgepakt. Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, 1983

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kaan

1) (1926) (zeem.) de chef van de equipage, vooral wanneer het een opschepper is. Vernoemd naar de kaantjes van de Zeeuwse rijsttafel. • Een klep, een kaan, een paplap, een leerling -misschien wist u nog niet dat een Hellevoeter daarmee een adjudant-onderofficier, een schipper, een ziekenverpleger en een jong matroosje bedoelt. (Nieuwe Rotterda...

2024-04-26
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Kaan

Zie Johannes

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kaan

kaan - Zelfstandignaamwoord 1. knapperig uitgebakken overblijfsel van een stuk(je) varkensspek ook wel uitgebakken speklap, (met of zonder zwoerd) 2. (verouderd) een vliezige bovenlaag Op beschimmelend bier vormt zich een kaan. kaan - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud te...

2024-04-26
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Kaan

Kaan - (mar.) blufferige kwartiermeester. Eig. uitgebakken stuk vet of spek.

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kaan

(zeemanstaal) chef van de equipage. Vooral wanneer het een opschepper is. Kaan, scheldnaam voor den chef van de equipage als deze opper-schipper is. Wordt natuurlijk alleen gebruikt als hij niet in de buurt is, zelfs niet als het gemeenzaam bedoeld is, tenzij de Kaan gevoel voor humor heeft. Maar gebruikt wordt deze uitdrukking wel en dikwijls. Was...

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kaan

hardgebakken spek

2024-04-26
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Kaan

a. hier, Hebreeuws kaan; b. geen, Nieuwhoogduits kein.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

kaan

(het), (veroud.) suikerriet (Saccharum officinarum, Grassenfamilie). ( ) terwyl op die Plantagie gemaalen werd, en meest al de Slaaven in 't Veld waren, om Kain of Suikerriet te kappen en dat naar den Molen te brengen; hadden de Wegloopers zich den geheelen morgen en meer dagen bevoorens onthouden rondom de Gronden aan den Boschkant, van waar...