Wat is de betekenis van Ingaan?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ingaan

ingaan - Werkwoord 1. (inerg) ~ op: ergens op reageren De voorzitter wilde niet op vragen ingaan. 2. ergatief van start gaan Gisteren is de zomertijd ingegaan. 3. ergatief binnengaan Hij ging direct het...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ingaan

ingaan - onregelmatig werkwoord uitspraak: in-gaan 1. erop reageren ♢ de minister ging niet op zijn vragen in 2. beginnen ♢ wanneer gaat de zomertijd in? Onregelmatig werkwoord: ...

2024-04-26
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Ingaan

in- en uitgaan copuleren (gezien vanuit het mannelijk standpunt). Al in de 18de eeuw opgetekend, maar vermoedelijk ouder.

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ingaan

ingegaan, binnegaan; inwillig.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ingaan

v., yngean; ergens —, earne ta, to’n yngean; ergens op —, earne op bite; tegen iets —, tsjin eat op-, yngean.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ingaan

(ging in, is ingegaan), 1. binnengaan, binnentreden : ik zag hem wel het huis ingaan, maar niet er uit komen ; door een deur, en vand. ook : een deur ingaan, door die te openen binnentreden; — (oneig.) in het Koninkrijk der hemelen ingaan (Matth. 19 : 17), het verwerven; — (bijb.) ingaan tot een vrouw,...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ingaan

ging in, i. ingegaan (1 intreden, binnengaan; 2 inwilligen; 3 beginnen); 1. de matrozen gingen het eiland in; de deur ingaan; 2. op uw verzoek ingaan (beter: er gehoor aan geven); 3. de huur zal 1 Mei ingaan; zegsw. de eeuwige rust ingaan; nog: op een vraag niet ingaan, (beter: ontwijken, laten rusten), er niet op antwoorden; inz. Z.-N. tegen iets,...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ingaan

('in) (ging in, is ingegaan) 1. erin gaan : een weg de eeuwigheid -. → rust. 2. erin treden, in willigen: op een voorstel, een zaak op iets niet -. 3. beginnen : verhuurd voor vijf jaar, in te gaan 1 mei.