Het niet breed hebben
D.w.z. niet ruimschoots in zijn onderhoud kunnen voorzien, zich moeten bekrimpen; breed heeft hier de beteekenis van weelderig, royaal, ruim. Sedert de 17de eeuw in de litteratuur bekend. Zie Van Moerk. 507: Al heeft men 't zoo breed niet, zoo hou ik nog veul van een eerlijk geslagt. Vandaar: Die 't breed heeft, laat het breed hang...