Hein
(18e eeuw) (euf.) verkorting van magere* Hein: de dood. Ook wel: vriend Hein (in navolging van Dui. freund Hein). Syn.: de grote maaier; de man met de zeis. 'Heintjes oord' is de hel. Heintjeman was de duivel. • Daar zijn menschen, ze heeten “sterke geesten,” die zich in hun leven door Heintjen niet laten aanvechten, en achter zi...