Wat is de betekenis van Heen?

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

heen

heen - bijwoord 1. naar toe ♢ waar gaat hij heen? 1. heen en weer [naar de ene en naar de andere kant] 2. zij is ver heen [geestelijk is ze erg...

2024-04-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Heen

1. iemand over zich - krijgen,in figuurlijke zin: woede, ergernis bij iemand teweegbrengen; hevige kritiek uitlokken. Op trainingen mag je hier niet tackelen. Dan krijg je het halve team over je heen. (De Volkskrant, 29/03/91) 2. over iemand - gaan,zie eroverheengaan/trekken.

2024-04-29
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

HEEN

ook Heensepolder genoemd onder Steenbergen en Nieuw-Vossemeer; in 1610 ingedijkt.

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

heen

weg; êrens na toe.

2024-04-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

HEEN

Fr.: hean). ‘Hean l&n’ is wrsch. laag, moerassig land, met biezen begroeid. Zie: Pompebl. xix (1948), 74-77, 120; Moerman, 93.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Heen

adv., hinne; — en weer, hinne en wer; — en weer reizen, op en del reizgje; — en weer bewegen, weve, weevje, wevelje, wig(g)elje, wifelje, wivelje wilewaerlje, wigewarlje, wilewarlje, hinne-en-werje; — en weer schietend, teisterich; wilden weer vliegen, wyldjeije, wyld...

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Heen

ook HENEN, bw., 1. naar een verwijderd punt, weg, inz. in samenst. en in ellipt. gebruik: hij is heen (nl. gegaan), ook in de zin van gestorven ; de winter is heen; 2. in de verb. heen en weer, eerst in de ene en dan in de andere richting, af en aan: ik heb de hele dag heen en weer gelopen, her- en derwaarts; ...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

heen

bw., van hier, ergens naar toe: heen en terug; heen en weer, waar moet dat heen, wat zal hiervan het einde zijn? waar wil dat heen, wat is de bedoeling? heen vormt met w.w. scheidbare samenst.: heenbrengen, heengaan enz.