Wat is de betekenis van harpij?

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

harpij

boze vrouw; feeks. O.a. in het werk van Busken Huet. Eigenlijk: een in de oudheid verzonnen vraatzuchtige vogel met het hoofd van een zuur kijkende maagd. In literair taalgebruik heeft het de betekenis van ‘wraakzuchtig monster, een soort vampier’.‘C’est vous tout craché,’ zei die harpij van de commissaris. (Joh...

2024-03-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Harpij

Harpiaharpyja (Linnaeus: Vultur) 1758. (1) De grootste zuiden midden-amerikaanse Arend, die zich voedt met o.a. Apen. E Harpy Eagle, Sp Aguila Harpia [Meyer de Schauensee & Phelps 1978]. De soort werd beschreven door de Spanjaard Francisco Hernandez (1517-1578), lijfarts van Filips II. (2) De naam zou voor iedere (felle) Roofvogel kunnen staan...

2024-03-29
ABC van de kunst

Douwe Brongers & Désirée Raemaekers (2004)

Harpij

Fabeldier met het lichaam van een vogel en het hoofd en borsten van een vrouw. In de Griekse mythologie een windgeest die men verantwoordelijk hield voor een plotselinge dood. Werd in de Renaissance afgebeeld als attribuut van een van de zeven hoofdzonden, de hebzucht.

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Harpij

[Lat. Harpyia, Gr. Harpuia = myth. roofzuchtig monster, van Gr. harpax = roofzuchtig) helleveeg, heks, feeks.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Harpij

feeks; stormgodin; arend

2024-03-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Harpij

lelijke, boosaardige vrouw

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Harpij

v. (-en), 1. (Gr. myth.) godin van de alles medeslepende storm in de gedaante v. e. roofvogel met meisjesgezicht en met armen die in klauwen eindigen; ook als heraldische figuur; 2. (dicht.) wraakgierig, bloeddorstig monster; — (fig.) boze vrouw, feeks ; 3. (nat. hist.) grootste arend van Zuid-Amerika (Thrasaëtus destructor) met...

2024-03-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Harpij

(Xhrasaëtus harpya), Z.-Amerikaanse roofvogel, behoort tot de Valken*. 1 m lang. Krachtige snavel en klauwen. Bewoner van vochtige bossen, vooral langs rivieren. Veel gejaagd door Indianen, daar de veren voor de hoofdtooi dienst doen.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

harpij

v. heks, feeks, helleveeg.