Hachje (Het) kwijt zijn
er bij inschieten. Hachje beteekent hier leven, bij overdracht; eigenl. een stuk, in den zin van lekker brokje, prooi; de oorspr. bet. is toch: afgesneden stuk, vooral van eetwaren, b.v. bij Langendijk (II, 267) : „een hagje ham". Uit de beeldspraak van een beest, dat een stuk vleesch verliest, kon de latere bet. komen.Hachje komt van ha...