Gereedschap—instrument — werktuig—machine—toestel
Hulpmiddelen waarvan de mensch zich bij zijn arbeid bedient. Door gereed¬schappen verstaat men meer eenvoudige hulpmiddelen, door werktuigen meer samengestelde; het eerste ziet meer op het collectieve: het werktuig waarmede hij slaat is een hamer; beitel en hamer is timmermansgereedschap, een ploeg is een werktuig van den landman. Instrument is...