werktuig
(1982) (vnl. homotaal) geslachtsorgaan. Vgl. apparaat*; gereedschap*; instrument*. • (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988) • Ze bekeek hem zwijgend, haar hand gleed van zijn borst naar zijn werktuig. ‘Eindelijk,’ zei ze, ‘daar is hij dan. Een kerel, als ik het niet had gedacht.’ (Theun de Vries: Torren...