Genadebrood
s.n., genedebrea (it).
Word vandaag nog lid van Ensie
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n., genedebrea (it).
M. J. Koenen's (1937)
o. (brood of onderhoud uit barmhartigheid; levensonderhoud, waarop men geen recht of aanspraak heeft): het genadebrood eten, van genadebrood leven, dikwijls met de bijbet. van vernedering voor hem, die het genadebrood eet; in toepassing op dieren: Wellington gaf zijn ros het genadebrood.
Jozef Verschueren (1930)
o. vernederend onderhoud uit goedertierenheid : het eten; van leven ; mijn paard heeft jaren lang het gegeten.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., brood, levensonderhoud dat men uit barmhartigheid ontvangt, zonder er iets voor te doen; (het) — eten, door anderen worden onderhouden (met het bijdenkbeeld van vernedering).
J.H. van Dale (1898)
GENADEBROOD, o. brood dat men uit barmhartigheid ontvangt, zonder er eenigen dienst voor te doen; — het genadebrood eten, door anderen worden onderhouden (met het bijdenkbeeld van vernedering).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.