Wat is de betekenis van genadeslag?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

genadeslag

genadeslag - Zelfstandignaamwoord 1. de laatste slag toegebracht aan een zwaargewonde vijand om hem uit zijn lijden te helpen In de middeleeuwen werd de genadeslag als ridderlijk en eervol beschouwd, ook al had de kerk er bezwaren tegen. Woordherkomst samenstelling van genade en s...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

genadeslag

doodslag, beslissende slag (ramp).

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Genadeslag

s., deaslach, -stek; dekrijgen, de knoei (wei) krije.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

genadeslag

m. (1 eig. de slag, waarmede de beul een einde maakte aan het leven van een gefolterde; hij uitbr. de laatste slag, waarmee iem. wordt afgemaakt; 2 de laatste ramp, die iem., die reeds op een zware proef gesteld is, of iets, wat hem betreft, te gronde richt): 1. iem. de genadeslag geven, v. dieren: het aangeschoten wild, de genadeslag toebrengen;...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

genadeslag

(gə'na:də) m. (-en) I. Eig. laatste slag waarmede iemand wordt afgemaakt ; iemand de geven, toebrengen. II. Metf. 1. laatste ramp die een reeds zwaar beproefde persoon geheel te gronde richt: de dood van haar kind was de -; de ontvangen. 2. onaangename omstandigheid die erg teneerdrukt : dat nieuws was voor hem de -.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

genadeslag

m., 1. de slag waarmee de beul een einde maakt aan de martelingen van de gefolterde, de laatste, beslissende slag: iemand de — geven; 2. (fig. en scherts.) de laatste ramp, die iemand geheel te gronde richt: dat was de — voor hem.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Genadeslag

GENADESLAG, m. de slag, waarmee de beul een einde maakte aan de martelingen van den gefolterde, de laatste, beslissende slag iem. den genadeslag geven; — (fig.) de laatste ramp, die iem. geheel te gronde richt: dat was de genadeslag voor hem.