Wat is de betekenis van excuseren?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

excuseren

excuseren - Werkwoord 1. (ov) een verontschuldiging (excuus) uiten Hij excuseerde het gebrek aan gegevens met een verwijzing naar de problemen die de expeditie had ondervonden. 2. (refl) zich ~ om begrip vragen voor zijn -gewoonlijk onbedoelde of opgelegde- gedrag ...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

excuseren

excuseren - regelmatig werkwoord uitspraak: eks-cu-se-ren 1. zeggen dat het je spijt ♢ hij excuseerde zich toen hij tegen haar aan botste 1. wilt u mij even excuseren? [vindt u het goed dat ik even...

2024-04-26
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Excuseren

Als u een fout maakt behoort u zich in Nederland op de volgende manier te excuseren. Stel dat u per ongeluk iets gebroken hebt. U krijgt ‘vergeving’ als u de volgende zeven dingen doet: 1. U zegt sorry. 2. U zegt letterlijk dat u het gedaan hebt. ‘Sorry, ik heb het gebroken’. Zelfs als u ergens te laat komt, zegt u letterlijk: Sorry, ik ben te laat...

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Excuseren

(ekskuseren) verontschuldigen

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Excuseren

verontschuldigen

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Excuseren

(excuseerde, heeft geëxcuseerd), (<Fr.), (iem., iets) verontschuldigen, verschonen; een verontschuldiging laten gelden, aanvoeren of vormen voor; — wilt u mij even excuseren, staat u toe dat ik u even alleen laat, het onderhoud afbreek; — zich excuseren, zich onder verontschuldiging aan iets onttrekken; — ...

2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

excuseren

verontschuldigen, verschonen.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

excuseren

geëxcuseerd (Fr. [Lat. excusare]: verontschuldigen); dikwijls: zich excuseren, (s =z).