Werkwoorden vervoegen
excuseren
Tegenwoordige tijd excuseren
Ik excuseer
Jij excuseert
excuseer jij?
U excuseert
Hij/Zij/Het excuseert
Wij excuseren
Jullie excuseren
Zij excuseren
Verleden tijd van excuseren
Ik excuseerde
Jij/U excuseerde
Hij/Zij/Het excuseerde
Wij excuseerden
Jullie excuseerden
Zij excuseerden
Voltooid deelwoord van excuseren
geëxcuseerd
Tegenwoordig deelwoord van excuseren
excuserend