evenredig
evenredig - Bijvoeglijk naamwoord 1. in gelijkblijvende verhouding ♢ Het geld werd evenredig verdeeld. Woordherkomst Samenstellende afleiding van even (gelijk), rede (verhouding) met het achtervoegsel -ig
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
evenredig - Bijvoeglijk naamwoord 1. in gelijkblijvende verhouding ♢ Het geld werd evenredig verdeeld. Woordherkomst Samenstellende afleiding van even (gelijk), rede (verhouding) met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
evenredig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: e-ven-re-dig 1. wordt groter als iets anders groter wordt en kleiner als iets anders kleiner wordt ♢ het loon is evenredig aan het aantal uren dat je werkt 1. evenredige vertegenwoordigi...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. in onderling gelijke verhouding (staand), in verhouding tot elkaar gelijk, beantwoordend aan: het loon is niet evenredig aan de inspanning; de spanning neemt toe evenredig aan het aantal elementen; — (rekenk.) evenredige grootheden, twee aan twee tot elkaar in dezelfde verhouding staand: twee grootheden...
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
of recht evenredig noemt men twee veranderlijke grootheden, als het enige keren groter of kleiner worden van de ene grootheid tot gevolg heeft, dat de andere hetzelfde aantal malen groter of kleiner wordt. Zo is de rente evenredig met de grootte van het kapitaal, het arbeidsloon evenredig met de werktijd enz. Stelt men in het algemeen twee w...
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (1 wisk. van twee of meer grootheden, waarvan de verhouding twee aan twee gelijk is; ook: in gelijkblijvende verhouding staande tot een andere grootheid; 2 in de delen met elkaar in overeenstemming zijnde; 3 met elkaar overeenstemmende; een bepaalde verhouding bewarend; 4 met iets anders overeenstemmend; aan iets anders beantwoordend): 1. vi...
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Evenredig - heeten twee grootheden a en b. als er een grootheid f (genaamd evenredigheidsfactor) bestaat, zóó, dat a = f x b. ➝ Evenredigheid.
Jozef Verschueren (1930)
(evәn're:dәch) I. bn. 1. Wisk. waarvan de verhouding twee aan twee gelijk is: vier -e grootheden. 2. in gelijkblijvende verhouding staande tot een andere grootheid: de uitzetting van een lichaam is met de temperatuur; omgekeerd met, in omgekeerde verhouding toe- of afnemend. 3. overeenstemmend met: een effekt aan de gebruikte middelen; de prij...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Evenredig - Wanneer tusschen 4 grootheden a,A,b,B een evenredigheid bestaat a : A — b: B, dan heeten a en A evenredig met b en B. Soms worden de vergelijkingsgrootheden b en B verzwegen, wanneer daardoor geen misverstand kan ontstaan. Wanneer een grootheid a k maal zoo groot wordt zoodra ook een grootheid b k maal zoo groot wordt, dan heet a evenre...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. in onderling gelijke verhouding (staand), in verhoudig tot elkaar gelijk, beantwoordend aan: het loon is niet — aan de inspanning; evenredige grootheden, die twee aan twee tot elkaar in dezelfde verhouding staan ; 2. waarvan of zó dat de delen met elkaar in overeenstemming zijn: zie evenredige vertegenwoordig...
J.H. van Dale (1898)
EVENREDIG, bn. bw. (-er, -et), in verhouding tot elkaar gelijk; een evenredig aandeel in iets hebben; ’t loon is niet evenredig aan de inspanning, van gelijke waarde; — (wisk.) twee grootheden zijn evenredig afhankelijk, als het eenige malen grooter of kleiner worden van de eene tengevolge heeftr dat de andere evenveel malen grooter of...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: