drommel
(17e eeuw) (euf.) duivel. Vandaar bastaardvloeken zoals: te duivel; wat duivel. • Op een mythische verklaring van een natuurverschijnsel wijst onze zegswijze ‘de duivel slaat zijn wijf’, als het regent en de zon schijnt. Volksbenamingen zijn: blikskater, boeman, bokspoot, de booze, deksel, duker, donder, droes, drommel, duivekater,...