Wat is de betekenis van Doorloop?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

doorloop

(1961) (ton.) onvolledige repetitie, waarbij het stuk of de techniek (de technische doorloop) wel in volgorde wordt gerepeteerd. Zie ook: overloop*. • Een doorloop of een doorlooprepetitie: een vluchtige repetitie, waarin de tekst snel wordt gezegd en de bewegingen worden aangegeven. Meestal laatste repetitie voor een premiè...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doorloop

dóórloop - Zelfstandignaamwoord 1. het in zijn geheel zonder onderbreking doornemen van een toneel- of muziekstuk. We hebben gisteren een eerste doorloop van het stuk gedaan, waaruit bleek dat er nog veel te verbeteren valt. 2. (medisch) diarree 3. doorgang, gangpad doorloop - W...

2024-04-26
Theater

Gedigitaliseerd Ensie (2015)

Doorloop

Doorloop. Onvolledige repetitie, waarbij het stuk of de techniek (technische doorloop) wei in volgorde gerepeteerd wordt.

2024-04-26
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Doorloop

Doorloop - theaterjargon voor een onvolledige repetitie, waarbij het stuk of de techniek (de technische doorloop) wel in volgorde gerepeteerd wordt.

2024-04-26
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

doorloop

Doorloop is het bij wijze van repetitie zonder onderbreking spelen van een bedrijf of het hele toneelstuk, soms inclusief de kostuums, het licht en andere technische aspecten.

2024-04-26
Begrippenlijst drama

Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (2001)

Doorloop

Het zonder onderbreking (bv. door regie-aanwijzingen) spelen van een bedrijf of het gehele toneelstuk, soms uitgebreid met de kostuums, het licht en andere technische aspecten, bij wijze van repetitie. Literatuur - Dam, van H. Theater in gebruik

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doorloop

s., trochgong; (naar de dorsvloer), tellegong.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doorloop

m. (...lopen), 1. doorgang, gangpad; ruimte tussen twee vertrekken ruimer dan een gang doch smaller dan een kamer; kort steegje; in dit huis is een doorloop, men moet de woonkamer door om in de keuken te komen; 2. (gew.) buikloop.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

doorloop

m. -lopen (plaats, waar men of iets doorloopt; gangpad; ruimte in een huis, wijder dan een gang, smaller dan een kamer, met deur; gangetje [tussen twee vertrekken]; steegje): onze huiskamer is maar een —, men moet er door om in de keuken te komen.