Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 01-02-2021

doorloop

betekenis & definitie

(1961) (ton.) onvolledige repetitie, waarbij het stuk of de techniek (de technische doorloop) wel in volgorde wordt gerepeteerd. Zie ook: overloop*.

• Een doorloop of een doorlooprepetitie: een vluchtige repetitie, waarin de tekst snel wordt gezegd en de bewegingen worden aangegeven. Meestal laatste repetitie voor een première, ongecostumeerd en ongeschminkt; of een repetitie van een stuk dat een tijd gelegen heeft, niet is gespeeld geworden. D.g. Een doorloop wordt door sommige regisseurs nuttig geacht om ontspannen te spelen en dus wellicht dieper of anders in de rol door te dringen. De volgorde van de repetities is: I Lezing, II ineenzetting, III repetities, IV voor-generale repetitie (met decor, rekwisieten en eventueel in kostuum) V generale repetitie: geheel als voorstelling; slechts indien nodig, het geheel nog eens doorlopen. Bij ‘grote’ stukken zijn er wel verschillende generales. De eerste met fotograferen b.v., omdat dit ophoudt. (de Nieuwe Taalgids. Jaargang 54. 1961)
• (Trevor R. Griffiths / Ton van Beek: Theater maken. Complete handleiding voor spel en techniek. 1986)
• In het begin verliepen de repetities voor Van Vliet tamelijk soepel, maar bij de eerste 'doorloop' klapte hij dicht. (Vrij Nederland, 10/09/1994)
• In het 'voorbereidingsweekend' zijn de kandidaten begonnen met een 'doorloop': ieder laat zijn kunstje zien, daarbij argwanend bekeken door de rest. (HP/ De Tijd, 14/02/1997)
• Als de show staat, doe ik een doorloop in de studio en vraag ik een stuk of tien anderen om naar me te komen kijken. (Opzij, januari 2006)
• Met een repetitietje thuis en een doorloop ”s middags loopt het spontane karakter van de show geen gevaar, maar twee uur voor aanvang wil Antonie toch graag een liedje extra. (Jan Rot: O ja! 2019)