Doekje
Zie Doede
Wiktionary (2019)
doekje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord doek
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), kleine doek ; — zegsw.: er geen doekjes om winden, het niet verheimelijken of verbloemen, ronduit er mede voor den dag komen ; — dat is slechts een doekje voor het bloeden, een uitvlucht, een verzinsel, een mooi praatje om het pijnlijke van iets, inz. een gezegde weg te nemen ; (ook) waarachter men zijn spijt wil...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), kleine doek; (zegsw.) er geen doekjes om winden, het niet verheimelijken of verbloemen, ronduit ermee voor de dag komen; dat is maar een doekje voor het bloeden, een uitvlucht, een verzinsel, een mooi praatje om het pijnlijke van iets, m.n. een gezegde weg te nemen; (ook) waarachter men zijn spijt wil verbergen; een open-doekje, applaus bi...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: