Doekje
o. (-s), kleine doek ; — zegsw.: er geen doekjes om winden, het niet verheimelijken of verbloemen, ronduit er mede voor den dag komen ; — dat is slechts een doekje voor het bloeden, een uitvlucht, een verzinsel, een mooi praatje om het pijnlijke van iets, inz. een gezegde weg te nemen ; (ook) waarachter men zijn spijt wil...