De spaarpot komt de gilden toe
Gilden waren in de oude taal lichtmissen, doorbrengers, optrekkers. Aan deze komt de spaarpot toe, door ’t erven van ’t geene kaarige vrekken byeen geschraapt hadden. Dus zegt men: De spaarder moet een’ teerder hebben. ’t Is met zulke: Laat drinken en storten. Al mindert ons goed, onze dagen die korten. Evenwel, was t ni...