Wat is de betekenis van Cour?

2024-04-26
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

cour

Niet overdekte pleinvormige ruimte, gewoonlijk aan drie of vier zijden ombouwd. Gelegen voor of achter de hoofdpartij van een aanzienlijk huis of kasteel ( corps de logis) of geheel omsloten ( binnenhof). Men onderscheidt verder de ‘cour d’honneur’ (staatsiehof, buitenhof) van de neerhof of basse-cour.

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

cour

zie koer.

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Cour

[Fr., van OFr. cort, van Lat. co(ho)rs, co(ho)rtis = eig.: omheinde plaats voor vee, van co- = samen (en vgl. hortus = tuin, hof)] 1 hof; - maken, het hof maken; 2 (Z.N.) ook: koer binnenplaats, spec. open plaats bij huis waar de privaten resp. urinoirs zijn; (bij scholen)...

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Cour

hof; opwachting bij vorsten

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Cour

hof; opwachting ten hove; cour maken : naar iemands gunst streven, het hof maken

2024-04-26
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Cour

hof; hofhouding; opwachting; raad, gerechtshof; (binnen)plaats, (voor)plein, erf, speelplaats; haute cour, hooggerechtshof; cour martiale, krijgsraad; cour d'appel, hof van appèl; cour d'assises, rechtbank [voor ernstige misdaden]; cour de cassation, hof van cassatie; cour des comptes, rekenkamer; ami de cour, schijnvriend; homme (...

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Cour

hof; die Cour machen, die Cour schneiden, het hof maken; Cour abhalten, cour houden.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Cour

(Fr.), v., 1. hof; — opwachting ten hove; cour maken, het hof maken, naar iemands gunst streven; 2. (Zuidn.) plaats, binnenplaats; zie KOER.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Cour

(Fr.), hof, binnenplaats; (Z.-Ned.) privaat; ook: hofmakerij (iemand de cour maken).