Chinese taal
(sji'ne:sə) v. taal der Chinezen. Enc. Zij bestaat uit eenlettergrepige, onveranderlijke woorden (isolerende taal) die door intonatie van gelijkluidende woorden onderscheiden en, door plaatsing en hulpwoorden, tot zinnen verbonden worden : b. v. foe = vader, tze = zoon; foe tze = des vaders zoon; tze foe — des zoons vader.