bluf slaan
(19e eeuw) (stud.) opscheffen, snoeven, pochen. Syn.: geuren*. • En let er meteen op dat bluf slaan, goede sier maken van een andermans geld, „heeren maken,” er op los leven, en hoe het verder heet, gansch andere middelen zijn dan die waarvan Karl Hase zich bediende. (Los en vast: uit de briefwisseling van een Leidsch stu...