Wat is de betekenis van Bluf slaan?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bluf slaan

(19e eeuw) (stud.) opscheffen, snoeven, pochen. Syn.: geuren*. • En let er meteen op dat bluf slaan, goede sier maken van een andermans geld, „heeren maken,” er op los leven, en hoe het verder heet, gansch andere middelen zijn dan die waarvan Karl Hase zich bediende. (Los en vast: uit de briefwisseling van een Leidsch stu...

2024-04-26
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Bluf slaan

Bluf slaan - pochen.

2024-04-26
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Bluf slaan

D.w.z. bluffen, snoeven, pochen, swiet slaan (Draaijer, 50 b; Kmz. 129: Als j'n vijftig pop in je zak heb en swiet kan slaan; Nest 68: Hoe meer zwiet je slaat hoe meer crediet je hebt). Het znw. bluf van of naast het ww. bluffen komt in de 17de eeuw voor in den zin van iets dat als 't ware spot met alles...