Wat is de betekenis van bluf?

2024-04-26
WhatsApp woordenboek

redactie Ensie (2023)

BLUF

Bottom Line Up Front

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bluf

bluf - Zelfstandignaamwoord 1. een poging iemand in de waan te brengen dat men iets achter de hand heeft Het is allemaal bluf. bluf - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bluffen ♢ Ik bluf 2. gebiedende wijs van bl...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bluf

grootpratery, spoggery, gebluf, grootpraat; oorbluf.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bluf

s., bluf, blast, poerim (it), wyn, swé (it).

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bluf

m., 1. grootspraak, pocherij ; — bluf slaan grote vertoning maken, grootspreken; 2. Haagse bluf, stijfgeklopt eiwit met bessensap.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bluf

m. (grootspraak): bluf slaan, opsnijden.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bluf

m. [klnb.] pocherij, snoeverij in woord of daad ; zij reisde in eerste klasse uit -; - en geur maken, slaan, pronken; slaan, opsnijden.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bluf

m., 1. grootspraak, pocherij; bluf staan, grote vertoning maken, grootspreken; 2. Haagse bluf, stijfgeklopt eiwit met bessesap; 3. poging of gedragswijze om anderen te overdonderen.