BLUF
Bottom Line Up Front
Wiktionary (2019)
bluf - Zelfstandignaamwoord 1. een poging iemand in de waan te brengen dat men iets achter de hand heeft ♢ Het is allemaal bluf. bluf - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bluffen ♢ Ik bluf 2. gebiedende wijs van bl...
Van Dale Uitgevers (1950)
m., 1. grootspraak, pocherij ; — bluf slaan grote vertoning maken, grootspreken; 2. Haagse bluf, stijfgeklopt eiwit met bessensap.
Jozef Verschueren (1930)
m. [klnb.] pocherij, snoeverij in woord of daad ; zij reisde in eerste klasse uit -; - en geur maken, slaan, pronken; slaan, opsnijden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m., 1. grootspraak, pocherij; bluf staan, grote vertoning maken, grootspreken; 2. Haagse bluf, stijfgeklopt eiwit met bessesap; 3. poging of gedragswijze om anderen te overdonderen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: