bloembollen
bloembollen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bloembol
Wiktionary (2019)
bloembollen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bloembol
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
De teelt van B. omvat volgens de landbouwtelling van het Centraal Bureau Statistiek 1955 in Frl. ca. 38 ha (d.i. 0,4 pct. van de Nederlandse opp.). In hoofdzaak late tulpen en gladiolen. Ook een klein areaal lelies en irissen.Vóór 1933 was de opp. veel groter, maar deze werd sterk ingekrompen door de afzetmoeilijkheden. De pootaardapp...
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
De teelt van bloembollen is voor Nederland van grote betekenis. Als hoofdgewas worden gekweekt de tulp, narcis en hyacint; als bijgoed de crocus, iris, gladiool, anemoon, ranonkel, lelie, fresia, amaryllis e.a. Met uitzondering van de trompetnarcis, die in West-Europa inheems was, zijn de bloembollen afkomstig uit het gebied van de Middellandse Zee...
John Kooy (1933)
handelsnaam voor de → bollen en → knollen o/d cultuur waarvan Ned. zich i/h bijz. heeft toegelegd en die grootendeels v. uitvoer bestemd zijn (1932: 47.5 mill. kg; 1931: 46 mill. kg; 1930: 45.5 mill. kg).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Bloembollen - de onderaardsche stengelgedeelten der bolgewassen*, meer in ’t bijzonder van die, welke op grooten schaal voor den handel worden gekweekt. Nadat de Hyacint en de Tulp uit Azië en Turkije in de tweede helft der 16e eeuw naar West-Europa waren overgebracht, werden deze, met andere Europeesche en Aziatische bolgewassen, met voorliefde en...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: