Wat is de betekenis van Bie?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bie

1) (19e eeuw) (Barg.) weg. In de uitdrukking 'de bie tippelen': weglopen. Nog in sommige Vlaamse dialecten, o.a. in het Waasland: 'de bie steken': weglopen (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900. Heruitgave 1979). Vgl. ribbedebie*. • Bie, z. nw., vr.. — In de spreuk : de bie steken, wegloopen , zich van kant maken. Als hij zijn vader gezien h...

2024-04-29
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Bie

Zie Bietje

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bie

bie - Bijvoeglijk naamwoord 1. bijzonder (goed)

2024-04-29
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

bie

(zn) bij BM, TM, EK, HP.

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bie

(de, -ën) bij.

2024-04-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Bie

de - tippelen weglopen; ervandoor gaan. Bargoense uitdr. uit het begin van deze eeuw. Verouderd. Etymologie onbekend. ... en nou tippelt zij de bie, zo’n kreng. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers, 1946)

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

bie

Bij (insect); in de verkl. bieke, bietje ook in toep. op personen: bijdehand kind, ook: lief, aardig meisje of vrouw. Rosse Jans prees zijn Netteke: Een bieke van een wijfken en altijd goedgezind, VERMEYEN 1947, 63. Ook o.a.: VAN HEMELDONCK 1945, 51. TIMMERMANS 1966, 25. Sam.: werkbie; - bieboer, imker, bijenhouder; bietjeshoning (Bond...

2024-04-29
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Bie

v -> Bietje.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bie

v. (bieën), (Zuidn.) bij ; — de bie steken, er vandoor, er tussenuit gaan.