Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2022

bie

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Barg.) weg. In de uitdrukking 'de bie tippelen': weglopen. Nog in sommige Vlaamse dialecten, o.a. in het Waasland: 'de bie steken': weglopen (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900. Heruitgave 1979). Vgl. ribbedebie*.

• Bie, z. nw., vr.. — In de spreuk : de bie steken, wegloopen , zich van kant maken. Als hij zijn vader gezien had, stak hij de bie. Bij D. ook den bijs steken, de bijze steken en den bijzer steken. (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900)
• Bie: weg; de bie jallen, stikken: wegloopen. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914) (Bargoensche woorden in 1892-94 nog te St. Truiden, Bilsen en omstreken in gebruik)
• Debie (4): weg, dood (cf. Fr. débit). (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46. 1927: Bargoensch uit het begin van de twintigste eeuw)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• ... en nou tippelt zij de bie, zo'n kreng. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Bie (< Barg. te bie: weg) in 'de bie steken': ertussenuit knijpen, er vandoor gaan. (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• De Aalstenaar Jozef de Smedt heeft in zijn revue De Kanadezen zijn debie treffend de jaloezie en het openlijke plezier om het afspringen van een relatie vertolkt. (Julien van Remoortere: En toen was het oorlog. 2014)

2) (1959) (inf.) bijzonder, meestal in ontkennende vorm: 'niet zo bie.'

• Het loopt storm. Tot op heden steeds in ongeveer twee uur uitverkocht voor over twee dagen. Pers viel me mee. Bengelt tussen goed en zeer goed. Volkskrant zeer goed. Parool: vóór de pauze hbs-fuif, na de pauze begin goed en slot van W.K. hoogtepunt (ha! Gomperts). Telegraaf goed. Algemeen Dagblad juichend. nrc: geweldig vóór de pauze, na de pauze moet het nog groeien. Haags Dagblad: je moet er vooral naar toe, maar het was toch niet zo bie! (Wim Kan: De dagboeken 1957-1968. De radiojaren. 1988) (geschr. 1959)
• Je nachtpon die je op geniale wijze in een Brigitte Bardot-jurk hebt veranderd: niet zo bie. (Charlotte Mutsaers: Rachels rokje. 1994)
• De regering zegt steeds: het is slikken of stikken met deze Grondwet, er valt toch niks te heronderhandelen? 'Als ze nou eerlijk zouden zeggen: wij vinden die tekst ook niet zo bie, maar het is het beste wat er nu uit te slepen valt. (de Volkskrant, 18/05/2005)