Wat is de betekenis van bescheid?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bescheid

bescheid - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheiden ♢ Ik bescheid 2. gebiedende wijs van bescheiden bescheid! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheiden bescheid j...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bescheid

s.n., biskie(d) (it); — geven, to hâlden jaen; een vinniggeven, fitse.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Bescheid

bescheid; bericht, antwoord; lastgeving; beslissing; ich weiß hier Bescheid, ik ben hier bekend, ben op de hoogte; einem Bescheid sagen, iem. antwoord geven; iem. op de hoogte brengen, de waarheid zeggen; bis auf weiteren Bescheid, tot nader order; einen durch schriftlichen Bescheid entlassen, iem. schriftelijk ontslaan; die Sache hat ihren B...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bescheid

o. (-en), 1. inlichting, bericht (vrijwel veroud.): ik kan u nog geen bescheid geven; in luttel woorden veel bescheid, met weinig woorden veel gezegd. 2. antwoord (niet in dagelijkse taal): bescheid geven, vragen krijgen; — bescheid doen, iemands dronk beantwoorden; (ook) (Zuidn.) drinken uit een aangeboden glas. 3...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bescheid

o. bescheiden (1 inlichting, verslag, bericht, mededeling inz. in vaste uitdrukkingen; 2 uitleg, antwoord, 3 geschreven stuk, bewijsstuk, akte, meestal mv.): 1. bescheid vragen, krijgen, eisen; iem. bescheid zenden; 2. hij komt morgen om bescheid; aldus was het bescheid; 3. een bundel bescheiden; nog: bescheid weten, de waarheid weten; iem. beschei...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bescheid

(bə'scheit) o. (-en) [bescheiden (II 1) iets bepaalds] 1. Algm. inlichting, getuigenis, uitspraak : doen, eisen, geven, krijgen, vragen. 2. Inz. a. zeker bescheid (1) : weten. b. bescheid (1) als antwoord : geven, vragen; om komen; brengen, zenden; iemand doen, ook : zijn dronk beantwoorden, c. schriftelijk bescheid (1) ; de -en zijn in de h...

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bescheid

o. (-en), 1. inlichting: ik kan u nog geen bescheid geven; 2. geschreven stuk, akte, (bewijs)stuk: echte bescheiden.

2024-04-26
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Bescheid

(antwoord) komt van scheiden in den zin van oordeelen (vgl. scheidsrechter; zi e scheiden); bescheid bet. dus: oordeel, beslissing. Hiervan is gevormd: bescheiden (werkw.): beslissen, vaststellen; bijv.: hij heeft het in zijn testament zoo bescheiden; ook het bijv. nw. bescheiden (nederig) is hiervan afkomstig; het bet. met oordeel te werk gaande,...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)