bescheid
bescheid - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheiden ♢ Ik bescheid 2. gebiedende wijs van bescheiden ♢ bescheid! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheiden ♢ bescheid j...
Wiktionary (2019)
bescheid - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheiden ♢ Ik bescheid 2. gebiedende wijs van bescheiden ♢ bescheid! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheiden ♢ bescheid j...
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
bescheid; bericht, antwoord; lastgeving; beslissing; ich weiß hier Bescheid, ik ben hier bekend, ben op de hoogte; einem Bescheid sagen, iem. antwoord geven; iem. op de hoogte brengen, de waarheid zeggen; bis auf weiteren Bescheid, tot nader order; einen durch schriftlichen Bescheid entlassen, iem. schriftelijk ontslaan; die Sache hat ihren B...
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), 1. inlichting, bericht (vrijwel veroud.): ik kan u nog geen bescheid geven; in luttel woorden veel bescheid, met weinig woorden veel gezegd. 2. antwoord (niet in dagelijkse taal): bescheid geven, vragen krijgen; — bescheid doen, iemands dronk beantwoorden; (ook) (Zuidn.) drinken uit een aangeboden glas. 3...
M. J. Koenen's (1937)
o. bescheiden (1 inlichting, verslag, bericht, mededeling inz. in vaste uitdrukkingen; 2 uitleg, antwoord, 3 geschreven stuk, bewijsstuk, akte, meestal mv.): 1. bescheid vragen, krijgen, eisen; iem. bescheid zenden; 2. hij komt morgen om bescheid; aldus was het bescheid; 3. een bundel bescheiden; nog: bescheid weten, de waarheid weten; iem. beschei...
Jozef Verschueren (1930)
(bə'scheit) o. (-en) [bescheiden (II 1) iets bepaalds] 1. Algm. inlichting, getuigenis, uitspraak : doen, eisen, geven, krijgen, vragen. 2. Inz. a. zeker bescheid (1) : weten. b. bescheid (1) als antwoord : geven, vragen; om komen; brengen, zenden; iemand doen, ook : zijn dronk beantwoorden, c. schriftelijk bescheid (1) ; de -en zijn in de h...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), 1. inlichting: ik kan u nog geen bescheid geven; 2. geschreven stuk, akte, (bewijs)stuk: echte bescheiden.
J.Pluim (1911)
(antwoord) komt van scheiden in den zin van oordeelen (vgl. scheidsrechter; zi e scheiden); bescheid bet. dus: oordeel, beslissing. Hiervan is gevormd: bescheiden (werkw.): beslissen, vaststellen; bijv.: hij heeft het in zijn testament zoo bescheiden; ook het bijv. nw. bescheiden (nederig) is hiervan afkomstig; het bet. met oordeel te werk gaande,...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: