o. (-en),
1. inlichting, bericht (vrijwel veroud.): ik kan u nog geen bescheid geven; in luttel woorden veel bescheid, met weinig woorden veel gezegd.
2. antwoord (niet in dagelijkse taal): bescheid geven, vragen krijgen; — bescheid doen, iemands dronk beantwoorden; (ook) (Zuidn.) drinken uit een aangeboden glas.
3. geschreven stuk, akte, (bewijs)stuk: echte bescheiden.
4. ontbieding: op uw bescheid kom ik hier.