Wat is de betekenis van beethebben?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beethebben

beethebben - Werkwoord Woordherkomst samenstelling van beet en hebben Synoniemen bedriegen, beduvelen, belazeren, besodemieteren, misleiden, foppen, bedotten vangen, vastpakken

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beethebben

beethebben - onregelmatig werkwoord uitspraak: beet-heb-ben 1. vastpakken met de tanden ♢ die hond heeft me lelijk beetgehad 2. vis aan de haak hebben ♢ pas na twee uur vissen had ik beet...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beethebben

(had beet, heeft beetgehad), 1. vasthebben (eig. met de tanden): jonge honden hebben dadelijk alles beet, nemen alles in de bek om er mee te spelen; de hond heeft hem lelijk beet gehad, te pakken, te grazen gehad; — bij uitbr.: gegrepen hebben (een voortvluchtige): (oneig.) begrijpen, bevatten: hij heeft dadelijk alles beet:...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beethebben

had beet, h. beetgehad (1 vasthebben, gegrepen hebben; 2 fig. foppen, bedotten; 3 fig. begrijpen): 1. de politie heeft den dief beet; van hengelaars: aan zijn dobber bemerkte hij, dat hij beet had; 2. iem. beethebben; 3. eindelijk had de jongen de som beet; nog: zegsw. het (erg) beethebben, (zeer) ziek, inz. verkouden zijn.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beethebben

('be:t) (had beet, heeft beetgehad) 1. vasthebben : een dief -. 2. opgelopen hebben : hij heeft de griep beet; het -. een verkoudheid opgelopen hebben. 3. begrijpen : hij heeft het antwoord eindelijk beet. 4. beetgenomen hebben: iemand duchtig, lelijk -. Syn. bedotten.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Beethebben

(had beet, heeft beetgehad), 1. vasthebben (eig. met de tanden): jonge honden hebben dadelijk alles beet, alles in de bek om ermee te spelen; bij het hengelen: vis aan de haak hebben; 2. (fig.) bedriegen, foppen, bedotten; (soms) te veel laten betalen; 3. door iets getroffen worden: nu heb je het beet, nu moet je zelf de pijn, de last, de moeite er...

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Beethebben

BEETHEBBEN, (had beet, heeft beetgehad), jonge honden hebben dadelijk alles beet, nemen alles in den bek om er mee te spelen; — iem. vasthebben, gegrepen hebben (een voortvluchtige); — (fig.) iem. bedriegen, foppen, bedotten; — iets begrijpen, bevatten: hij heeft dadelijk alles beet: het is een vlugge jongen; — door iets...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)