Wat is de betekenis van Bakje?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bakje

bakje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bak

2024-04-26
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Bakje

De borrel naam bakje was in Noord en Zuid wijdverbreid en is dus in een groot aantal woordenboeken en dialect verzamelingen opgetekend. Het woord is in deze betekenis in 1839 voor het eerst gevonden. Al vanaf de 16de eeuw wordt hak in het Nederlands gebruikt voor 'drinkbeker, kelk'. In Vlaanderen was het bovendien een 'maat voor eenige natte waren'...

2024-04-26
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

bakje

a. Papieren of porseleinen bakje, bestemd voor o.a.ragoutvullingen (= caisse); b. Ovale of ronde bakjes, gemaakt van korst- of bladerdeegdie gevuld kunnen worden met o.a. ragout e.d. (= barquettes) ​

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bakje

o. (-s), 1. kleine bak: het drupt, zet er een bakje onder ; vgl. centen-, as-, zaadbakje ; — met het bakje rondgaan (van kermisgasten enz.), centen ophalen; — een gezicht zetten als (een) bakje, zijn lip op het derde knoopsgat laten hangen ; — 2. kopje, kommetje (gemeenz.) : een bakje koffie ; ...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bakje

o. bakjes (1 schoteltje; 2 kopje [koffie]; 3 stud. rijtuig): 1. een bakje onder een bloempot; 2. een bakje koffie; 3. een bakje nemen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bakje

('bakjә) o. (-s) vklw. van → bak.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bakje

o. (-s), 1. kleine bak: het drupt, zet er een Bakje onder; 2. kopje: een Bakje koffie; nog een Bakje zetten.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BAKJE

o. een kleine bak ; centen-, speldenbakje, zaadbakje, (in vogelkooien); — met het bakje rondgaan (van kermisgasten enz.), centen ophalen; — schoteltje, kommetje (gemeenz.) een bakje koffie; nog een bakje zetten; — de vrouwen zetten een sterk bakje, babbelen veel; — een bakje nemen, een rijtuig; — een gezicht zetten...