Wat is de betekenis van bak?

2023-03-29
WhatsApp woordenboek

redactie Ensie (2023)

BAK

Back At Keyboard

2023-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

bak

1) (inf.) koffie. Kijk onder 'bakkie* bruin' en 'een bakkie* doen'. 2) (19e eeuw) (inf.) rijtuig (koets); auto; boot. Zie ook: asobak*, burgerbak* en pooierbak*. • Bijna geen dag of men ziet de „bakken" door de stad vliegen. Dat laatste woord is natuurlijk een studententerm voor de sierlijke open rijtuig...

Lees verder
2023-03-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

bak

gevangenis In deze betekenis omstreeks 1900 voor het eerst aangetroffen, in een liedtekst, maar ongetwijfeld al ouder. Het gaat om een lied van Eduard Jacobs (‘Verzoekschrift van een moeder aan HM de Koningin’); Jacobs stond in zijn tijd bekend om zijn rauwe, realistische teksten. De meesterknecht is nou toch lang weer beter Die zit misschien nou...

Lees verder
2023-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bak

bak - zelfstandig naamwoord 1. wat je vertelt of doet om iemand te laten lachen ♢ ken je die bak van Sam en Moos die naar Zandvoort gingen? 2. kommetje met oor om uit de drinken ♢ ik kom een bakje koffie bij...

Lees verder
2023-03-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

bak

tray

2023-03-29
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Bak

Bak - 'op volle bak staan': op volle winst.

2023-03-29
Begrippenlijst Prorail

Prorail (2016)

Bak

Een bak is spoorjargon bij reizigersmaterieel voor wagen of rijtuig.

2023-03-29
Spoortermen begrippenlijst

Joos Lambrechtsen (2016)

Bak

Een bak is een wagon/rijtuig.

2023-03-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

bak

(de, -ken) - een bak bier, een krat bier. Tijdens zijn diensttijd dronk hij anderhalve bak bier per dag. - HN, 25-02-2003. zie zaad.

Lees verder
2023-03-29
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Bak

De ruimte in een poldermolen waarin het waterwiel is geplaatst.

2023-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

bak

1. Krat (voor het vervoer van flessen bier, frisdrank enz.). De bak Ops-Ale, kwaliteitsbier van de brouwerij St. Jozef Opitter wordt binnenkort bezorgd, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 25. Koopt u dranken per bak of per karton? Mech. 1/6/1978. 2. Bed (als verkorting van beddebak, zie ald.). Als ik zo geweest was op uw le...

Lees verder
2023-03-29
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Bak

Bak - I. Bovenbouw op voorste deel van de romp van een zeeschip (→Bakdekjacht. 2. Een zeil staat bak wanneer de wind er vanaf de verkeerde kant in blaast. Omdat het zeil dan geen voortstuwende werking heeft, kan de boot stil komen te liggen en onbestuurbaar worden. Het grootzeil bak houden doet men wel om te remmen (giek tegen de wind naar bui...

Lees verder
2023-03-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

bak

1.zie grafbak (2). 2.(de), WC. Alleen in de combinatie: naar bak. - : naar bak, (scholierentaal) naar de WC. Op gegeven moment stak Walter zijn vinger op. ‘Mag ik naar bak, ik bedoel naar het toilet?’ Hij kon gaan (Rappa 1981: 69). - Etym.: Van S baka = o.m. achter. De WC is (of was althans vroeger) achter in de school. De uitdr. beteke...

Lees verder
2023-03-29
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Bak

(Barg.) kop, bijv. bak slobber: een kop koffie; ook: verzinsel, verhaal.

2023-03-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bak

1. Een b. is een verzamelnaam voor een groep van fust, vooral gebezigd in de tuinbouw en waarbij de hoogtemaat gering is in verhouding tot de lengte en de breedte. I.h.a. beslaat de b. uit een bodem en zijkanten van aan elkander sluitende plankjes; dit in tegenstelling tot de kralen de fruit-of groentekist, waarbij de plankjes niet aan elkander slu...

Lees verder
2023-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bak

s., bak.

2023-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bak

I. BAK I.m. (-ken), 1. min of meer vierkant, doosvormig voorwerp, in beginsel zonder deksel, dienende om iets in te bergen of te bewaren: in een winkel heeft men verschillende bakken voor rijst, meel enz.; — een bak voor aardappels, om die in te bewaren of te schillen; — dergelijk voorwerp, meestal met deksel, om turf, ko...

Lees verder
2023-03-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

bak

kop; een bak zog, een bak slobber, een bak zweet, een bak leut, een kop koffie.

2023-03-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Bak

of bijwagen is de naam, waaronder in de effectenhandel bekend is de rubriek „Voorlopig genoteerde fondsen” in de Prijscourant van de Vereeniging voor den Effectenhandel. Dit zijn fondsen, waarvoor nog niet ten volle is voldaan aan de voorwaarden voor opneming in de officiële notering.

2023-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bak

I. m. bakken (baksel; baksteen; mop, grap; Z.-N. het bakken). II. m. bakken (1 kist inz. vierkant, met of zonder deksel; 2 bij uitbr. naam van allerlei voorwerpen in vorm hierop gelijkende, gebruikt voor allerlei doeleinden; 3 gemetselde bewaarplaats van water; 4 tuinb. getimmerte, met glas bedekt om planten in te kweken; 5 scheepst. [houten] bali...

Lees verder