Wat is de betekenis van Ambachtsheerlijkheid?

2024-12-04
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ambachtsheerlijkheid

ambachtsheerlijkheid - Zelfstandignaamwoord 1. de waardigheid van een ambachtsheer met de daaraan verbonden rechten 2. het grondgebied of de landstreek, waarover de jurisdictie van deze ambachtsheer zich uitstrekt, het ambacht Woordherkomst samenstelling van ambacht en heerlijkheid met het invoegsel -s-

2024-12-04
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Ambachtsheerlijkheid

Ambachtsheerlijkheid, 1. Het complex van rechten dat de ambachtsheer (of `heer' in de Zuidelijke Nederlanden) in een rechtsgebied (ambacht) mocht uitoefenen. Deze rechten hadden betrekking op de lage jurisdictie in civiele en in criminele zaken: rechtspraak, wetgeving en bestuur. De ambachtsheer had niet het recht halsmisdrijven te berechten (→ hee...

2024-12-04
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Ambachtsheerlijkheid

Historisch belangrijk begrip, waaraan drie betekenissen moeten worden toegekend: 1. het aan een ambachtsheer toegekende overheidsgezag met alle daaraan verbonden rechten, 2. het gebied waarover dit gezag zich uitstrekte; 3. de later in dit gebied ontstane corporatie als rechtspersoon. Zie ook: “Bestuur en rechtspraak 1.1.4. en2.2.2.. Zoals el...

2024-12-04
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

AMBACHTSHEERLIJKHEID

→ Adel, → Ambacht.

2024-12-04
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Ambachtsheerlijkheid

1. het complex van rechten dat de →-ambachtsheer toekwam. bestaande uit de lage jurisdictie, d.w.z. rechtspraak, wetgeving en bestuur binnen zijn ambacht, met uitzondering van berechting van halsmisdaden: dus wel civiele en kleinere strafzaken en de zgn. ambachtsgevolgen, d.w.z. de → heerlijke rechten. Gewoonlijk stelde de heer binnen het...

2024-12-04
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Ambachtsheerlijkheid

is de heerlijkheid* van een ambachtsheer. In Holland en Zeeland was de term zeer gebruikelijk. De A. onderscheidde zich van vrije of hoge heerlijkheid, doordat de heer geen jurisdictie in halszaken bezat. Naast rechtspraak, behoorden ook bestuur en wetgeving tot de competentie van de heer. Deze liet uitoefening van al deze bevoegdheden meestal over...

2024-12-04
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Ambachtsheerlijkheid

is de heerlijkheid van een ambachtsheer. Evenals heerlijkheid in het algemeen wordt het in drieërlei zin gebezigd; het kan nl. betekenen: 1. het aan den ambachtsheer toekomende overheidsgezag met alle daaraan verbonden rechten; 2. het gebied, waarover zich dat overheidsgezag uitstrekt, d.i. het territoir van het ambacht en 3. de op het gebied...

2024-12-04
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ambachtsheerlijkheid

v. ambachtsheerlijkheden (gebied of waardigheid v. e. ambachtsheer; adellijk goed).

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-12-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ambachtsheerlijkheid

v. (...heden) 1. Eig. waardigheid van een ambachtsheer. 2. Metn. zijn gebied.