Wat is de betekenis van Afrikaan?

Afrikaan - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een bewoner van Afrika ♢ Mensen die in Afrika wonen, heten Afrikanen. Woordherkomst Afgeleid van Afrika met het achtervoegsel -aan

sierplant

Tagetes (fam. Compositae). Eenjarige zaaibloemen met fijn verdeeld blad en enkele of gevulde, gele, oranje of bruine bloemen, gebruikt voor snijbloem en voor perkbeplanting.

s.; (bloem), túnkaentsje (it), afrikaentsje (it).

m. (.. kanen), 1. (w. g.) inboorling van Afrika ; 2. blanke bewoner van Zuid-Afrika ; — (overdr.) zuidafrikaans effect: de afrikanen gaan omlaag ; 3. samengesteldbloemige sierplant (Tagetes), in onze tuinen veelvuldig gekweekt, met gele of geel en rood (of donkerbruin) geschakeerde bloemen en een sterke, onaangename reuk : ...

m. Afrikanen, Afrikaantje; persoon in of uit Afrika; Zuidafrikaanse obligatie; in Z.-Afrika ook: Afrikaner, m. -s.

(afri'ka:n) m. (...kanen; –tje) 1. Eig. inboorling van Afrika. 2. Metn. sier-plant in onze tuinen met donkerbruine, geelhartige bloemen en een sterke onaangename geur (Tagetes) : de – is uit Mexico afkomstig en ontleent haar naam aan de onjuiste mening, dat zij tijdens de tocht van Karel V naar Tunis, 1535 naar Europa werd overgebr...

Afrikaan - bekende volksnaam voor soorten van het geslacht Tagetes, fam. Composieten. De Afrikaantjes zijn zeer gezochte en gemakkelijk te kweeken éénjarige zaaibloemen, welke zoowel voor randen als voor geheele vakken en bordes gebruikt worden. T. patula heeft geelbruine bloemen en blijft laag. T. erecta wordt vrij hoog en heeft gele bloemen. T. s...

SUR. Zie TAGETES.