Wat is de betekenis van Afrikaans?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Afrikaans

Het begrip Afrikaans heeft 4 verschillende betekenissen: 1) van, uit, in Afrika. van het continent Afrika; uit Afrika; in Afrika; van de Afrikanen; bij de Afrikanen. 2) van, uit, in Zuid-Afrika. van de Republiek Zuid-Afrika; uit Zuid-Afrika; in Zuid-Afrika; van de Zuid-Afrikanen; bij de Zuid-Afrikanen. 3) in Zuid-Afrika gesproken...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Afrikaans

Afrikaans - Zelfstandignaamwoord 1. (taal) een van het Nederlands afstammende taal die wordt gesproken in Zuid-Afrika en Namibië Hij spreekt Afrikaans. Afrikaans - Bijvoeglijk naamwoord 1. (demoniem) komende van of betreffende het continent Afrika Woordherkomst Afgel...

2024-03-29
Inge Welzen

Student Bedrijfscommunicatie

Afrikaans

Afrikaans is een West-Germaanse taal die wordt gesproken door ongeveer 7 miljoen mensen in Zuid-Afrika en Namibië. De taal is in de 17e eeuw ontstaan uit Nieuwnederlandse dialecten en sindsdien beïnvloedt door het Portugees, het Frans, het Maleis, de Bantoe talen, de Khoisan talen en het Engels. In 1652 kwam de Nederlandse taal aan bij Kaap de Goed...

2024-03-29
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

Afrikaans

Afrikaans - Verwijst naar de culturen van het continent Afrika, dat wordt begrensd door de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan en de Middellandse Zee.

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

Afrikaans

die Afrikaanse taal; Afrikaanse,behorende tot die Nederlands-Afrikaanse volksdeel; uit of van Afrika.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afrikaans

I. bn. bw., uit of van Afrika; in bep. verband: zuidafrikaans ; II. zn. o., de zuidafrikaanse taal van Nederlandse afkomst.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Afrikaans

bn., bw., [als] uit, van, in, behorende tot, eigen aan Afrika: een Afrikaans schaap.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Afrikaans

(afri'ka:ns) 1. bn. (als) van, eigen aan, in, uit, betreffende Afrika : een –e stam; de –e bosmens of chimpansee. 2. o. taal der Afrikaanders.