afreizen
(19e eeuw) (euf. en Barg.) sterven. • Hij bad echter dikwijls dat God hem mogte bewaren voor een afreizen, als in één oogenblik. (Jan Brave: Sterven en herleven: iets tot bestuur en troost op den weg naar het graf. 1836) • (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)