Synoniemen zoeken
Synoniem van afreizen
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Afreizen
De plaats verlaten, waar men zich bevindt, om elders heen te gaan. Vertrekken is ruimer van bejeekenis dan afreizen, en kan gebezigd worden van iedere verwijdering van de plaats, waar men is; afreizen sluit in, dat zij geschiedt met het doel om zich naar eene andere, meer verwijderde plaats te begeven, waarvoor eene reis noodig is. Reeds heden reis ik naar Zeeland af. (v. Lennep). Hij vertrok en niemand wist waarheen. Afreizen begint echter in onbruik te komen; de overeen¬komst met het hgd. houdt het in enkele uitdrukkingen nog staande, b.v. hij is afgereisd.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
afreizen
afreizen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-rei-zen
1. op reis gaan
♢ in juli zijn we afgereisd naar Italië
Regelmatig werkwoord: af-rei-zen
ik reis af (... ik afreis)
jij/u reist af (... jij afreist)
hij/zij reist af (... hij afreist)
wij/zij/jullie reizen af (... wij afreizen)
ik/jij/u/hij/zij reisde af (... ik afreisde)
wij/zij/jullie reisden af (... wij afreisden)
hij is afgereisd
de/het/een afgereisde ....