afloop - Zelfstandignaamwoord
1. einde
♢ Gelukkig had het verhaal een goede afloop.
2. resultaat, uitkomst
♢ De gunstige afloop van de cursus leidde tot het behalen van het diploma.
3. ontknoping
♢ Vroeger was er altijd een goede afloop van een verhaal, tegenwoordig mag een roman een open einde of zelfs een slechte afloop hebben.
4. expiratie
♢ de afloop van een contract
5. afvoerbuis van bijvoorbeeld een lavabo
6. Rand rond een drukwerk die afgesneden gaat worden
afloop - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflopen
♢... dat ik afloop
Gepubliceerd op 31-10-2017
afloop
betekenis & definitie