Gepubliceerd op 31-10-2017

afloop

betekenis & definitie

afloop - Zelfstandignaamwoord
1. einde
Gelukkig had het verhaal een goede afloop.
2. resultaat, uitkomst
De gunstige afloop van de cursus leidde tot het behalen van het diploma.
3. ontknoping
Vroeger was er altijd een goede afloop van een verhaal, tegenwoordig mag een roman een open einde of zelfs een slechte afloop hebben.
4. expiratie
de afloop van een contract
5. afvoerbuis van bijvoorbeeld een lavabo
6. Rand rond een drukwerk die afgesneden gaat worden

afloop - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflopen
♢... dat ik afloop