Wat is de betekenis van Aangezicht—aanzicht—aanschijn—gezicht—gelaat—wezen—ulterlijk?

2024-04-28
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Aangezicht—aanzicht—aanschijn—gezicht—gelaat—wezen—ulterlijk

Alle beteekenen het voorste gedeelte van ’s menschen hoofd, dat gedeelte dat men aanziet, wanneer men met iemand spreekt. Aangezicht, aanzicht, gezicht (dit laatste gemeenzamer, soms zelfs plat) zien meer op den bloot uitwendigen vorm. Het kind gelijkt zijn vader alsof het uit zijn aangezicht gesneden was. Gelaat en wezen zien op de trekken v...