Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

Gepubliceerd op 28-07-2017

kracht

betekenis & definitie

(de; -en) I)SP - fysiek vermogen, sterkte van het lichaam of een deel ervan: explosieve kracht of snelkracht, de mogelijkheid om bij snelle bewegingen een zo groot mogelijke kracht te ontwikkelen; zijn krachten meten met iem. is de essentie van sport, zien wie de sterkste is, met hem strijden.

2 SP - elke oorzaak die in staat is een lichaam te verplaatsen of te vervormen; oorzaak van een vormverandering of van een versnelling, bv. de middelpuntvliedende of zoekende kracht die een atleet bij de werponderdelen door draaisnelheid ontwikkelt voordat hij de kogel, slingerkogel, gewicht, discus loslaat.

• Toestelturnen was dynamisch, spelend, licht. Het was of er geen zwaartekracht meer bestond. De aanwending van de zuivere spierkracht is op het tweede plan geraakt. Zwaai nemen en zwaai houden, dat is het parool. De zwaai is de verbinding der oefeningsdelen en levert tevens krachten (zwaaikracht en middelpuntvliedende kracht) voor elk volgend oefeningsdeel. (BERG3)