klokjes die bestand zijn tegen de bewegingen van koets of schip, zou men in wezen reeds de eerste horloges kunnen noemen, zoals deze aan het begin van de 16de eeuw in Duitsland en Frankrijk ontstonden uit de tafelklok. Het vroegste tastbare bewijs van het bestaan van werkelijk als zodanig bedoelde uurwerken wordt geleverd door een vondst uit 1957 in een kasteeltje bij Besançon, waar uit een dichtgemetselde haard een klein ijzeren klokje te voorschijn kwam dat door deskundigen werd gedateerd omstreeks 1520.
Het was nog geen 5 cm hoog en had een verticale wijzerplaat met voor- en achterplatine en een spillegang, waarvan de lepels met lood waren verzwaard. Als reisklokje zou men in die onveilige tijden ook de kleine uurwerkjes kunnen beschouwen die soms werden ingebouwd in dolken en wandelstokken. In een bepaald geval werd zelfs een klokje in gebouwd in een strijdknots. Uit de 17de eeuw zijn eveneens talrijke voorbeelden bekend waaruit men mag opmaken dat reisklokjes in die tijd niet ongewoon waren. Van Thomas Tompion is een aantal bracket clocks bekend die hij voor reisdoeleinden had gebouwd. Deze klokjes zijn zowel met een balanswiel als met een slinger uitgerust: door een bedieningsmechanisme in de wijzerplaat kon men overschakelen op de balans voor op reis en op de slinger voor huiselijk gebruik.
De meeste laat-17de-eeuwsc reisklokjes hebben het uiterlijk van grote horloges, ca. 13 cm in middellijn en 6-8 cm dik. Zij waren voorzien van slagwerk en niet zelden ook van wekkerwerk. De Engelse namen coach-, chaise- of carriage clock (in het Ned. vertaald met rijtuigklok) suggereren dat het uurwerk op reis in het rijtuig werd opgehangen, hetgeen gezien de slechte conditie van de gemiddelde landweg uit die dagen zeer onwaarschijnlijk is. Naast de ronde modellen ontstaan er in de 18de eeuw nog enkele klokken die men in zekere zin eveneens tot de reisuurwerken kan rekenen. In Nederland is in dit verband het schippertje als steun en toeverlaat van beurtschippers en trekschuitenvoerders overbekend: in Engeland bestaat er een subtiel onderscheid tussen de mail guard's watches uit de postkoets en de railway watches uit de latere spoortreinen. De in Engelse kring befaamde Sedan-chair clock stamt niet uit de tijd van de draagkoets, maar hoort thuis in het begin van de 19de eeuw.
Tegen het eind van de 18de eeuw ontwierp de beroemde Frans-Zwitserse uurwerkmaker Abraham Louis Breguet de pendule d’officier, een reisuurwerk van uitzonderlijke klasse, dat de legers van Napoleon op hun zwerftochten vergezelde. Na de val van Napoleon bleek hetzelfde uurwerk na een paar kleine wijzigingen uitstekend geschikt voor een vreedzamer bestemming. en werd aldus het prototype van een model dat in de eerste helft van de 19de eeuw vooral in Frankrijk. Oostenrijk. Engeland en Amerika zeer populair werd als ‘pendule de voyage' (Fr.) of ‘travelling clock' (Eng.). De uurwerken zijn gemonteerd in houten of verguld koperen kasten. Er bestaat voor deze uurwerken een levendige belangstelling van verzamelaars in heel Europa.