kast van het algemene vierdeurstype van de Nederlandse renaissance, als zodanig een aanpassing van de vlakke Hollandse kast aan de zucht naar meer reliëf en forsere schaduwwerking, voortekenen van de naderende barok. Het sterkere reliëf is verkregen door in plaats van de platte pilasters tussen de deuren ronde, gecanneleerde zuiltjes te plaatsen, die soms voor de helft, soms voor driekwart plastisch buiten de stijlen steken.
Het onderste derde deel van de zuiltjes is gedecoreerd met gebeeldhouwd ornament of met ebbehouten inlegwerk. Komt in zwang in het tweede kwart van de I7de eeuw.